
“Zelf doen!” en dan weer hulp nodig: waarom kinderen heen en weer schieten tussen zelfstandigheid en afhankelijkheid
Deel deze blog
Als ouder ben ik vast niet de enige die het herkent: mijn kleuter wil op de ene dag alles zelf doen, maar op de andere dag vraagt hij om hulp bij de simpelste dingen. Soms is hij zo trots als hij zijn jas zelf aantrekt, maar zodra hij merkt dat het niet helemaal lukt, komt hij mokkend naar me toe. Of hij wil zijn boterham zelf smeren, maar wanneer het mes niet goed door de boter gaat, vraagt hij opeens of ik het wil doen. Dit gedrag is niet altijd makkelijk te begrijpen, maar het is heel normaal. Sterker nog, het speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van je kind.
De drang naar zelfstandigheid
Vanaf het moment dat kinderen ongeveer 18 maanden oud zijn, beginnen ze hun omgeving actief te verkennen en willen ze steeds meer zelf doen. Dit is een belangrijke fase in hun ontwikkeling, waarin ze ontdekken wat ze kunnen en wat ze nog niet kunnen. Psycholoog Erik Erikson beschreef deze periode als de fase van “autonomie versus schaamte en twijfel”. Hier leren kinderen zichzelf te vertrouwen, maar ze moeten ook ontdekken dat niet alles altijd meteen lukt.
De behoefte om dingen zelf te doen geeft kinderen een gevoel van controle en eigenwaarde. Als ze bijvoorbeeld proberen hun eigen jas aan te trekken, oefenen ze niet alleen hun motorische vaardigheden, maar leren ze ook hoe ze kunnen doorzetten, zelfs als iets niet meteen lukt. Zelfstandig handelen versterkt hun zelfvertrouwen. En laten we eerlijk zijn: die kleine successen, zoals zelf hun schoenen aantrekken, geven zowel hun als mij een trotse glimlach.
Zelf doen is voor kinderen ook een manier om de wereld te begrijpen. Ze leren dat ze door eigen acties iets kunnen bereiken, en dit draagt bij aan hun gevoel van competentie. Volgens de theorie van zelfbeschikking van Deci en Ryan (2000) is autonomie een fundamentele psychologische behoefte. Kinderen die meer controle hebben over hun eigen keuzes en acties, zijn gemotiveerder en ontwikkelen een sterkere intrinsieke motivatie om nieuwe dingen te leren.
Maar waarom willen ze dan weer hulp?
Het ene moment wil mijn kleuter alles zelf doen, en het volgende moment roept hij om hulp. Dit wisselen tussen onafhankelijkheid en afhankelijkheid is eigenlijk heel logisch als je naar de ontwikkeling kijkt.
Wanneer kinderen jong zijn, hebben ze nog niet de emotionele en cognitieve vaardigheden om met frustratie om te gaan. De prefrontale cortex, het hersengebied dat verantwoordelijk is voor zelfbeheersing en het plannen van acties, is nog in ontwikkeling. Dit betekent dat als iets niet meteen lukt, het voor mijn kind moeilijk kan zijn om geduldig te blijven of zich te kalmeren zonder hulp. Het gevolg? Het kan zijn dat hij zich terugtrekt en om hulp vraagt.
Volgens de hechtingstheorie van Bowlby zoeken kinderen hun ouders op als ze zich overweldigd voelen. Zelfs als ze sterk de behoefte hebben om dingen zelf te doen, weten ze dat ze altijd bij ons terecht kunnen voor ondersteuning. Het geeft hen een gevoel van veiligheid. Daarom kan hij soms ineens wel mijn hulp nodig hebben, zelfs als hij het net zelf wilde doen.
Daarnaast spelen factoren zoals vermoeidheid, honger of prikkels een rol. Hoe langer mijn kind bezig is om iets zelf te doen, hoe meer energie het kost. En ja, dan komt de hulpvraag vaak sneller dan je denkt!
Hoe ga je hiermee om?
Het wisselen tussen “ik doe het zelf!” en “help me!” kan voor ons als ouders soms verwarrend zijn. Maar gelukkig zijn er manieren om hier op een positieve manier mee om te gaan.
1. Geef ruimte voor kleine successen. Ik probeer altijd een taak te kiezen die net een beetje uitdagend is, maar niet te moeilijk. Dit geeft mijn kind een kans om te ervaren dat hij iets zelf kan doen zonder meteen gefrustreerd te raken. Zo bouwt hij zijn zelfvertrouwen op.
2. Laat je kind weten dat het oké is om hulp te vragen. Als mijn kind om hulp vraagt, zeg ik vaak iets als: “Het is goed dat je hulp vraagt, maar weet je, je hebt al heel veel zelf gedaan!” Dit helpt hem te begrijpen dat het niet verkeerd is om hulp te vragen, en dat het geen afbreuk doet aan wat hij zelf heeft bereikt.
3. Zorg voor een veilige basis. Ik probeer altijd mijn kind het gevoel te geven dat hij mag proberen, maar dat ik er ben als hij het nodig heeft. Dit maakt het makkelijker voor hem om zelf dingen te proberen zonder bang te zijn voor falen.
4. Vier kleine successen. Ik zorg ervoor dat ik altijd benoem wat goed ging. Of het nu het zelf aandoen van zijn schoenen is of het netjes opruimen van zijn speelgoed, het herkennen van zijn inspanningen motiveert hem om het nog een keer te proberen.
Conclusie: leren door te proberen
Dat heen en weer bewegen tussen “ik doe het zelf!” en “help me” is helemaal normaal. Het is een teken dat je kind bezig is met leren hoe hij zijn zelfstandigheid kan ontwikkelen, met de wetenschap dat hij altijd op ons kan rekenen. Dus de volgende keer dat mijn kleuter zichzelf trots probeert te zijn, maar toch in paniek om hulp vraagt, weet ik dat dit gewoon een fase is waar hij doorheen groeit. En ik ben er zeker van dat hij hierdoor niet alleen leert om zelf dingen te doen, maar ook hoe hij hulp kan vragen wanneer dat nodig is.